Groep: 1,2,3
Materiaal: vingers of kaartjes van vingers of getallen
Domein: getalbegrip
Doel: automatiseren van het herkennen van symbolen
Vorm: 2 of 3 kinderen of de hele groep
Kind 1 beheert de kaartjes ( of houd de vingers in de lucht). De andere kinderen staan bij een startstreep, ongeveer 10 m verderop. Het kind dat de kaartjes beheert, houdt een kaart in de lucht. Kind 2 zegt het aantal en springt net zoveel sprongen vooruit als het getrokken getal. Kind 1 stopt het kaartje weer tussen de andere kaartjes. Dan mag kind 3. Kind 1 trekt weer een kaart en houdt deze omhoog. Wat is het getal? Kind 3 zegt het getal en springt het aantal. Dan mag kind 2 weer... Wie is het eerst bij de finish?
Variaties:
Kan met vingerbeelden
Kan met getallen
Kan met twee kaarten en kinderen kunnen de som maken en springen het antwoord.
Kan met twee kaarten en dan oefen je de tafels.
Kan met twee kaarten en dan oefen je de tafels.
Voor de tafels:
Kies bv de getallen , 6,7,8,9 Dan oefen je juist de lastigste tafels.