Dit is inmiddels het vierde artikel
uit deze reeks. In de vorige artikelen is het
verschil tussen automatiseren en memoriseren besproken en hoe de leerkracht dit
kan oefenen in de groep. Dit artikel beschrijft welke sommen behoren tot de
basiskennis en hoe dit verder geoefend kan worden.
De sommen die de basiskennis vormen,
zijn verdeeld over vijf zogenaamde rekendrempels:
Drempel 1: optellen, aftrekken en
splitsen tot en met 10, bijvoorbeeld: 4 + 3, 7 − 4,
8 splitsen in 5 en 3
Drempel 2: vlot kunnen ‘springen’ op de getallenlijn tot 100.
Drempel 3: optellen en aftrekken over 10 (tot 20), bijvoorbeeld: 8 + 7, 15 − 7.
Drempel 4: bouwsteensommen tot 100, zoals: 47 + 30 en 77 − 30, 28 + 7 en 35 − 7.
Drempel 5: eenvoudige tafels: 2, 3, 4, 5 en moeilijke tafels: 6, 7, 8, 9.
Drempel 3: optellen en aftrekken over 10 (tot 20), bijvoorbeeld: 8 + 7, 15 − 7.
Drempel 4: bouwsteensommen tot 100, zoals: 47 + 30 en 77 − 30, 28 + 7 en 35 − 7.
Drempel 5: eenvoudige tafels: 2, 3, 4, 5 en moeilijke tafels: 6, 7, 8, 9.
Het vlot kennen (goed beheersen)
van de drempels draagt echter in sterke mate bij aan het kunnen oplossen van
steeds moeilijker sommen. Tekorten in de basiskennis veroorzaken achterstanden
en stagnatie. Anders gezegd: rekenen is stapelen! Voor de leerkracht is het van
groot belang zicht te krijgen en te houden op de onderliggende lagen van het
muurtje. Rekenproblemen worden vaak veroorzaakt doordat de onderliggende lagen
in het rekenmuurtje niet stevig genoeg zijn! Dus niet genoeg zijn
geautomatiseerd.
Het is belangrijk het voor het leren
van leerlingen, dat ze weten wat ze moeten leren en waarom. (Hattie, 2008) Dat ze
weten waar ze ongeveer staan én weten hoe ze zelf verder kunnen werken om hun
doelen te bereiken. Als leerlingen meer grip hebben op hun eigen leren en zelf
een actieve rol hebben, waarbij ze niet
afhankelijk van de
leraar zijn, neemt hun motivatie toe. Ook groeit hun zelfvertrouwen als ze zien dat ze vorderingen maken en beseffen dat dat door eigen inspanning komt. Leerlingen die hoge, maar wel realistische, verwachtingen van zichzelf hebben blijken véél hoger te presteren dan wanneer ze geen, of lage verwachtingen hebben.
leraar zijn, neemt hun motivatie toe. Ook groeit hun zelfvertrouwen als ze zien dat ze vorderingen maken en beseffen dat dat door eigen inspanning komt. Leerlingen die hoge, maar wel realistische, verwachtingen van zichzelf hebben blijken véél hoger te presteren dan wanneer ze geen, of lage verwachtingen hebben.
De SLO heeft Drempelkaarten gemaakt
waarop kinderen zelf hun vorderingen
kunnen bij houden.
Maar ook een serie spellen uitgezocht en uitgewerkt die kunnen gebruikt om
extra te oefenen bij het automatiseren en het onderhouden van de geautomatiseerde
sommen en precies aansluiten bij de verschillende drempels.
Hattie, J, Visible Learning, Taylor & Francis Ltd, 2008
,